Ik ben een bewonderaar van Toon Hermans. Hij kan zaken zo eenvoudig benoemen dat ’t leven er weer bijna kinderlijk overzichtelijk van wordt. Daarbij gebruikt hij veel humor en heeft een eigen filosofische kijk op het leven. Ik zeg “heeft” maar besef dat dit “had” moet zijn want hij leeft niet meer. Toch leeft hij bij velen en bij mij nog iedere dag in mijn hart want zijn teksten zijn voor mij zo treffend dat het me helpt om op een andere manier te kijken naar het leven. Een manier wat me helpt om in alle bewegingen, chaos en details steeds weer het geheel te zien. Het geheel zoals ik dit voel en zoals ik leven zie. Deze tekst komt uit het dagboek van Toon Hermans: “Tussen mei en september” waar ik vaak onderdelen van gebruik in de meditaties die ik geef. Wat betekenen deze woorden voor jou?

liefs Marjo

 

 

 

 

 

Zondag 12 mei

 Ik geloof dat ik een beetje opnieuw ben gaan leven toen ik, diep in de put, mezelf opeens leerde te zien als een deel van “het geheel”.

Ik stond in het landschap, alleen, en haalde diep adem en plotseling realiseerde ik me dat ik mijn adem haalde uit die ene en dezelfde ruimte waar alle leven in ademt: mensen, dieren, bomen, planten en bloemen en dat de mens geen “afzonderlijkheid” is.

Het drong tot me door hoe je hapt in de lucht, die ook de lucht van al het andere leven is, en hoe je even later die lucht weer uitblaast en teruggeeft aan “het geheel”.

Iets gewoner kan een mens niet bedenken, maar tot dan toe, had ik het nooit zo duidelijk ervaren.

Ik had voor het eerst in mijn leven een duidelijk gevoel van communicatie met het geheel van het leven op aarde.

Ik geloof dat een mens die zich bewust een deel van al het levende gaat voelen in een andere leefsfeer komt, tot een andere leefbeleving.

Je treedt als het ware wat uit je enkelvoud, je ademt mee, je weet dat al het levende een geordend kosmisch samenspel is. Dat jij daarin meespeelt en dat het geheel zonder jou niet compleet zou zijn.

Je staat niet meer apart.

Ik weet nog het moment waarop ik mijn verbondenheid met het geheel ging voelen.

Het maakte God veel groter in mij, omdat ik hem ging herkennen in “al wat adem heeft”.

Ik bedoel met die God niet het hoofd van de één of andere “uitverkoren” sekte of religieuze groepering, ik bedoel met die God de onuitlegbare en niet te verwoorden mysterieuze kracht die in al het levende aanwezig is.

Je kunt kijken naar een boom en alleen de uiterlijke vorm waarnemen, je kunt ook leren zien dat in hem iets beweegt van een bovennatuurlijke orde die als het ware heenbreekt door de vorm, en dat dat zo is bij al het levende.

De ontroering die uitgaat van een pasgeboren kind komt niet voort uit wat we zien, maar uit het Godsgeheim dat erin leeft.

Als je dat hebt beseft, leer je op den duur in het zichtbare ook iets van het onzichtbare te bespeuren.

Zoals bijvoorbeeld ook in de stilte zich het onhoorbare hoorbaar maken kan.

 Toon Hermans